Hans Faber schreef zijn derde thriller: ‘Aanleiding is op waarheid gebaseerd’
Eind januari bracht schrijver Hans Faber (55) zijn derde journalistieke thriller in de Van Zandt-serie uit: De Zondaar. Eerder verschenen De Rus (2020) en De minister (2021). Hoofdpersoon in de reeks - waarvan je de boeken in willekeurige volgorde kunt lezen - is onderzoeksjournalist Vince van Zandt.
Pijnlijk beklemmend beschrijft Faber in De Zondaar hoe een dooplid uit Urk met een traumatische jeugd wordt verstoten door een gereformeerde kerk - en hoe dit zich manifesteert in gruweldaden.
Je schreef voor de Volkskrant over het schemergebied tussen onder- en bovenwereld. Nu staat er een thrillerserie op je naam. Toeval?
“Ik zei vroeger wel eens tegen mijn ouders dat ik bij de politie wilde werken. Niet gewoon als politieagent, maar als rechercheur. Geen idee waar ik dat op baseerde, maar het fascineerde me wel.”
Toch werd het geen rechercheur.
“Klopt, ik begon mijn carrière bij Het Financieele Dagblad en de Volkskrant. Op mijn dertigste dacht ik heel naïef dat ik het wel had gezien in de journalistiek. Ik ging bij Nike werken, maar later miste ik het schrijven. Na Nike startte ik met mijn inmiddels ex-vrouw een eigen communicatiebureau en toen dat op zijn einde liep - zowel het huwelijk als het bureau - besloot ik in 2016 een boek te gaan schrijven. Dat werd De Rus.”
Wist je meteen: dit wordt een serie?
“Nee, helemaal niet zelfs. Nadat mijn agent het manuscript van De Rus bij een uitgeverij aanbood, verdween mijn nichtje Anne (Faber is de oom van Anne Faber, die in 2017 werd verkracht en vermoord, red.). Ik wilde het toen niet meer uitgeven en trok het terug. Later vroeg mijn broer me een boek te schrijven over alles wat er met onze familie rondom Anne is gebeurd. Dat deed ik: Anne. Kroniek van een zoektocht. Anderhalf jaar later pas, vertelde ik mijn uitgever dat ik nog een boek had liggen. Zij zocht nog een thrillerauteur voor een serie, dus zo geschiedde.”
Wilde je op voorhand bepaalde actualiteiten, of beter gezegd, misstanden aan de kaak stellen in de Van Zandt-serie?
“Ik bedacht ze niet van te voren. Maar er komt bij mij wel altijd een bepaald soort onderwerpen naar boven die me aan het hart gaan - wellicht ook door mijn journalistieke achtergrond. Ik heb daar wel iets mee.”
Met misstanden?
“Ja. Het rare in mijn leven - misschien is dat in ieders leven wel zo - is dat onderwerpen op mij af komen, niet omdat ik ze op zoek. De moord op Anne en alles wat daarbij kwam kijken, bracht allerlei dingen op gang. ‘Ineens’ zat ik in bepaalde onderwerpen.”
Zoals in media-advisering aan families die dramatische gebeurtenissen meemaken.
“Precies. Ik ben medeoprichter van Namens de Familie, onderdeel van Slachtofferhulp Nederland. We ondersteunen en adviseren slachtoffers en nabestaanden die het middelpunt van het nieuws zijn geworden na bijvoorbeeld een vermissing of een moord.”
In je boeken beschrijf je gruwelijke gebeurtenissen, die je ook van dichtbij meemaakt. Lopen feit en fictie dan door elkaar?
“Ik kom regelmatig in een rechtbank en zit aan tafel bij families die gruwelijke dingen meemaken. Ik hoor veel, maar niet altijd in detail. Toch kan ik de dingen die ik hoor en meemaak redelijk loslaten, ik heb eigenlijk geen goede verklaring voor hoe dat werkt bij mij. Mijn boeken zijn wel echt fictie, deels gebaseerd op de werkelijkheid natuurlijk.”
Ongelooflijk genoeg schreef je naast je ‘gewone’ werk vier boeken in vijf jaar tijd. Hoe krijg je dat voor elkaar?
“Het eerlijke antwoord is dat ik in korte tijd best veel shit meemaakte; het overlijden van mijn moeder, een scheiding en een enorm familiedrama. Ik moest mezelf een beetje opnieuw uitvinden. Ik wilde al langer boeken schrijven, maar er was altijd een reden om het niet te doen. Dus toen greep ik mezelf bij de kladden en zei: ‘Oké, en nú ga je het doen verdomme’.”
En dat het je vervolgens lukt verbaast me niet, want ik las in een eerder interview dat je de discipline van een commando hebt.
“Haha ja. Doordat ik op sportief gebied mijn grenzen opzoek (of eroverheen ga) én vanwege mijn haar, vergeleek een journalist me ooit met een commando. Ik heb inderdaad een behoorlijke discipline. Ik vind het niet erg om hard te werken, vroeg op te staan of in het weekend door te tikken. Als ik een schrijfdag heb, maak ik mijn agenda leeg en schrijf ik minstens vijftienhonderd woorden per dag - tot een uur of vier, daarna ga ik sporten. En een truc die goed werkt: ik eindig niet bij het einde van een hoofdstuk maar schrijf altijd even door zodat ik een beginnetje voor de volgende dag heb.”
Dus voor het romantische beeld van een schrijver - mijmerend uit het raam starend, wachtend op inspiratie, moeten we niet bij jou zijn.
“Nee, ik doe eerst onderzoek, ik denk de verhaallijnen uit, en voor dit boek maakte ik een enorm schema. Dan ga ik schrijven en tijdens het schrijven doe ik nog wat aanvullend onderzoek."
Het onderzoek dat jij voor dit boek deed, lijkt eigenlijk op wat de hoofdpersoon Vince doet. Hij stuit tijdens zijn onderzoek naar de moorden in Urk op veel weerstand van Urkers. Had jij dat ook?
“Nee dat viel reuze mee. Maar dat komt ook omdat ik een vriendin heb die van oorsprong Urkse is. Zij introduceerde me bij wat Urkers en even later zat ik op een zaterdagochtend bij haar vader en de rest van de familie aan tafel. Haar zwager nam me mee op sleeptouw. Toen we op straat liepen, vroeg ik hem: ‘Stel dat hier een lichaam wordt gevonden, ik ben journalist. Waar ga ik als eerste heen?’ ‘Naar de speelgoedwinkel’, antwoordde hij. Hoezo de speelgoedwinkel, dacht ik. ‘Urkers gaan liever niet naar het politiebureau, daar willen ze niet gezien worden.’ Zoiets verzin je niet.”
Wat is nog meer op waarheid gebaseerd?
“De aanleiding voor het boek. Begin jaren tachtig spande een jongen (uit Ede, red.) die zich uit wilde schrijven als dooplid, maar dat niet mocht van de dominee, een rechtszaak tegen de kerk aan. Hij won, maar betaalde als verstotene een hoge prijs. Net zoals Johannes in mijn boek - al nam hij in mijn fantasie een heel andere afslag.”
Nou, inderdaad. Mij bekroop tijdens het lezen wel een zeer beklemmend gevoel ten opzichte van de kerk.
“Ja hè. Het boek is fictie, maar tijdens mijn onderzoek was ik tot twee keer toe betrokken bij een misbruikzaak binnen een gereformeerde familie uit de Biblebelt. De beklemmende setting die ik zocht voor mijn boek, werd toen wel bevestigd. En de argumenten die binnen de kerk worden gebruikt om misbruik te rechtvaardigen, kom je ook echt tegen als je zoekt in gereformeerde kranten.”
In het boek worden streng gereformeerden ergens ‘poldertaliban' genoemd.
“Dat heb ik ook niet zelf verzonnen, zo worden ze wel eens genoemd.”
Wat nu? Nog een boek, of terug naar de journalistiek?
“Op dit moment ben ik voor BNNVARA bezig met een documentaire over tbs-klinieken. Dus eigenlijk doe ik nu weer journalistiek werk. Ik interview patiënten en behandelaren om een beter beeld te krijgen van hoe het werkt in zo’n kliniek.
Het boek over Anne gaat deels over de forensische zorg. Dat is een mistig terrein, lastig te doorgronden en ik kon destijds weinig mensen vinden die me daar iets over wilden uitleggen. Mensen waren angstig, zeker voor mij als ‘familie van’.”
Wauw. Interessant. En het lijkt me ook heftig en beladen.
“Ja, dat is het. Een vraag die ik nog steeds heb, is hoe het allemaal heeft kunnen gebeuren in zo’n systeem. Dus ik wilde deze uitdaging niet uit de weg gaan. Van twee afleveringen heb ik de ruwe versie gezien en ergens zeg ik: ‘Ik mag me best wel ongemakkelijk voelen’. Het ís soms ongemakkelijk. In het begin kon ik het redelijk aan om tegenover patiënten te zitten en mijn oordeel even te blokkeren. Maar het wordt emotioneel steeds zwaarder. Als ik na het filmen naar huis rijd, komt het wel binnen.”
Dat kan ik me voorstellen. Wat doe je om dat van je af te schudden? Sporten?
“Ja. Om een andere energie te voelen.”
Lachend: “En zo blijf ik ook een beetje fit.”