Jessica van Geel reconstrueerde het leven van verzetsvrouw Truus van Lier: ‘Hoop dat ‘t leest als een roman’
Per toeval stuitte historicus Jessica van Geel op het verhaal van de jonge Truus van Lier, die in de Tweede Wereldoorlog een verzetsheld werd nadat zij een Duitse NSB-politiecommissaris eigenhandig doodschoot. Van Geel kon het verhaal niet laten liggen.
In Truus van Lier - het leven van een verzetsvrouw reconstrueert ze het leven van de jonge rechtenstudente uit Utrecht, die ‘haar leven gaf in de hoop het goede te doen’.
Jessica, vertel. Hoe stuitte je op het verhaal van Truus?
‘Dat was toen ik research deed naar een ándere Truus, namelijk Truus Schröder, de geliefde van architect en meubelmaker Gerrit Rietveld. Deze Truus noemde Truus van Lier, die haar buurmeisje was, in brieven ‘het meisje met de vergeet-me-niet-ogen.’ Tijdens de oorlog schreef ze ‘Heb je al gehoord wat Truusje heeft gedaan?’ en daarna, in 1945, meldde ze dat Truus’ vader naar zijn dochter op zoek was, en voegde daarbij zijn oproep uit de krant toe. Hij had sinds oktober 1943 niets meer van zijn dochter gehoord. Pas in 1946 hoort hij wat er met haar is gebeurd. Dat maakte veel indruk op mij.’
Waarom wilde je haar verhaal vertellen?
‘Ik voelde de noodzaak haar hele verhaal te vertellen omdat er zo weinig over haar bekend is - sowieso is er weinig bekend en geschreven over vrouwelijke verzetshelden. Er is wel een soort monument in Utrecht voor Truus, in de vorm van narcissen die elk jaar bloeien in de letters T.R.U.U.S. Dat is mooi, maar dat gaat een keer weg - en dan is het hele verhaal weg. Daarom wilde ik dit boek schrijven. Dan wordt het hele oorlogsverhaal herdacht.’
Het lijkt me niet makkelijk om iemand te reconstrueren over wie zo weinig bekend is. Hoe doe je dat?
‘Ik baseer mijzelf op bestaand wetenschappelijk onderzoek en gesprekken met nabestaanden, en vul dat aan met mijn eigen verbeelding. Cruciale zaken heb ik niet verzonnen, maar je kunt wel nadenken over hoe je ze in het boek vertelt. Je kunt iets als droog feit melden, maar ik maakte er een gesprek van tussen Truus en iemand uit haar verzetsgroep. Zo blijf je dichtbij de waarheid, maar het leest hopelijk een stuk makkelijker.’
Was dat ook je bedoeling, die vorm?
‘Ja. Er zijn wel wat biografieën over vrouwen in het verzet - die echt goed zijn - maar ik wilde een boek schrijven dat voor iedereen toegankelijk is. Ook als je geen historicus bent. Dat je erbij kan. Ik vind het ook niet een biografie. Ik vermeld de bronnen wel, maar achterin, en niet in de lopende tekst, met die cijfertjes. Ik hoop dat mensen het meer lezen als een roman dan als een wetenschappelijk historisch boek.’
Ik denk dat je daar zeker in geslaagd bent. Ik verplaatste mezelf tijdens het lezen steeds in Truus: hoe dapper zou ik zijn? Zou ik dat ook kunnen doen?’ Herken je dat?
‘Zeker. Ik had dat ook, net als jij, Je kunt alleen bijna niet inschatten wat je zou doen, want je bént niet in die situatie. Veel mensen die het verzet ingingen, hadden vaak iets acuuts dreigends meegemaakt. Bijvoorbeeld nadat ze een razzia hadden gezien, en dachten: tot hier en niet verder, ik ga het verzet in. En weet je, verzet begint vaak heel klein. Truus liep ook niet meteen met een verzetskrant onder haar arm. Het ontwikkelt zich. ‘Wil jij even dat briefje wegbrengen? Het is even niet belangrijk dat je weet wat erin staat.’ Als dat dan lukt, dan denk je als ze de volgende keer wat vragen: het werkt. Het gaat stap voor stap, binnen een betrouwbare groep. Bij Truus is haar studentenvereniging daarin heel belangrijk geweest. Dat was een hechte groep.’
Toch wordt Truus uiteindelijk door iemand uit de eigen groep verraden.
‘Ja. Dat is een heel triest verhaal. Maar misschien is het jammer om het hier al te vertellen.’
Ja, dat is ook weer zo. Hoe is het met die persoon afgelopen?
‘Het was een Duitse vrouw uit een Joodse familie van wie een deel is vergast in concentratiekampen. Zij was de verrader van de familie, zo stond het ook in de krant, na de oorlog: ‘Jodin verraadt eigen volk.’ Tuurlijk, dat is deels terecht, maar deels ook niet. Er is een uitzending van Andere Tijden over Truus van Lier gemaakt, waarin je ook de neef van die verraadster - de zoon van haar zus - ziet. Hij zit met een soort schuldgevoel, want hij ziet haar ook als slachtoffer.’
Dat schuldgevoel zie je ook terug bij Miek, de zus van Truus. Waarom?
‘Miek is in januari 1943 naar Engeland gevlucht. Ze zei toen tegen Truus: “Ga nou mee, waarom offer je jezelf op?” Maar Truus ging niet mee. “Ik heb hier een taak te vervullen.” Miek is levend uit de oorlog gekomen, Truus niet. Miek heeft hier nooit over gepraat, totdat ze ging dementeren, vertelden haar kinderen. Toen praatte ze af en toe over de oorlog en hoe schuldig ze zich voelde dat ze haar zus in Nederland had achtergelaten.
Indrukwekkend dat ze schuldgevoel haar hele leven met zich heeft meegedragen - en dat dat er toch uitkomt, uit móet, als ze de controle verliest.
‘Haar vader Wim wilde er wel over praten, maar als hij erover begon, zei Miek, die toen in België woonde, “als je over de oorlog begint, ga ik meteen naar huis en kom ik nooit meer terug”, dus dat is nooit gebeurd.’
Het boek kent natuurlijk een triest einde - Truus wordt gefusilleerd - maar het is ergens ook wel hoopgevend. Dat er altijd verzet zal zijn.
‘Precies. Kijk maar eens naar de coverfoto van het boek. Dat is waarschijnlijk haar arrestatiefoto. In die blik zie je ook iets van: kom maar op. Als de ellende uitbreekt, is er misschien altijd iemand met zo’n blik. Is er altijd wel een Truus.’
Je bent drie jaar bezig geweest met het schrijven van dit boek. Wat ga je nu doen?
‘Ik heb eigenlijk geen idee nog. Ik denk dat er wel weer wat komt als ik een beetje bijgekomen ben. Mijn voornemen was ook eigenlijk helemaal niet om een groot boek te schrijven. Ik dacht aan een boekje voor bij de kassa van het Rietveld Schröderhuis, dat je weet wat er in het huis ernáást is gebeurd. Ik wilde in eerste instantie gaan schrijven over hoe er nu over Truus wordt gedacht. En dat er heel weinig aandacht is voor verzetsvrouwen uit de Tweede Wereldoorlog. Maar als ik mijn punt wil maken, namelijk dat vrouwen wel dégelijk iets deden in de oorlog, had ik met Truus het beste voorbeeld in handen. Kijk, ik kan pas beginnen met schrijven als ik de hoofdpersoon snáp. En dat gebeurde toen ik op een gegeven moment cassettebandjes kreeg met daarop interview met Miek, en verhalen kreeg over de jeugd van Miek en Truus. Toen kwam het pas.’
Laatste vraag: wat lees je zelf graag?
‘Voor een historicus heb ik wel een wat rare smaak, want ik houd van familiegedoe-boeken. Van Sally Rooney bijvoorbeeld, of Jonathan Franzen. Ik heb net Wat je van bloed weet van Philip Huff gelezen. Een prachtig, aangrijpend boek.’
Wat toevallig. We hebben Philip Huff net geïnterviewd over dat boek.
‘Oh! Nou, zet dat er dan zeker bij. Het is een mooi maar heftig boek dat je echt achter elkaar wil uitlezen.’
Foto auteur: Keke Keukelaar