Karen Swan over de serie Het wilde eiland: ‘Ik dacht: ik lijk wel gek dat ik dit doe’
Nadat de zwangere Karen Swan de hysterische werkuren en fancy feestjes als modejournalist in Londen vaarwel zei, werd niet alleen haar eerste kind, maar ook haar schrijverscarrière geboren. Anno nu gaan haar boeken alleen al in Nederland meer dan 200.000 keer over de toonbank en wordt ze in één adem genoemd met auteurs als Lucinda Riley, Sophie Kinsella en Santa Montefiore.
Natuurlijk willen we alles over deze succesvolle carrièreswitch én over haar Wilde eiland-serie- waar ze momenteel druk mee bezig is - weten.
Karen, om even bij het begin te beginnen. Je was ooit modejournalist, en nu een internationale bestsellerauteur. Hoe is dit precies gegaan?
“Ik heb acht jaar als modejournalist gewerkt, in het Londen van de jaren 90, begin tweeduizend. Het was een gave periode van snel en heel hard werken, maar ik hield ervan. Het paste toen ook bij mijn leven. Maar toen ik ouder werd, een relatie kreeg en trouwde, had ik het wel gezien met de fashionwereld. Ik werd zwanger en ging freelancen. En toen ik - eigenlijk per toeval - begon met schrijven, besefte ik: dít is wat ik moet doen, dit is mijn bestemming.”
Wat schreef je dan? Waardoor je dat besefte?
“Toen ik zwanger was van mijn eerste kind, had ik een arts die een - voor die tijd - revolutionair zwangerschapsprogramma had ontwikkeld, Gentle Birthing. Ze wilde daar een boek over uitbrengen, maar ze kon zelf totaal niet schrijven. Dus vroeg ze mij het te doen. Zo gezegd, zo gedaan: we vonden een uitgever en brachten twee boeken uit. En toen zei die uitgever tegen mij: waarom schrijf je geen fictie? Ik dacht echt: je bent gek, ik heb geen idee hoe dat moet. Zij zei: ‘Ga zitten, en schrijf gewoon eens een hoofdstuk.’ Dat deed ik. En dat hoofdstuk, over twee vrouwen die op een zonnige dag in een tuin in Londen zaten, met kinderen die door de sproeiers renden, zag ik zó levendig voor me. Ik wist meteen wie die vrouwen waren en schreef het zonder enige moeite uit. Soms denk ik nog weleens: als ik dat niet gedaan had, had ik nooit geweten dat ik een schrijver was.”
En toen had je de smaak te pakken, want je schrijft elk jaar twee boeken: eentje voor de zomer en een voor de winter.
“Ja, ik schrijf zo snel als ik kan. Ik ben nu bezig met het kerstboek voor de Engelse markt, en als ik dat over een maand af heb, begin ik aan het vierde en laatste deel van de Wilde eiland-serie. Zowel als schrijver als lezer wil je gewoon dóór met het verhaal - lange perioden ertussen vind ik irritant.”
Wacht even - het láátste deel. Dat weet je al?
“Ik wist het van tevoren niet zeker, maar de verhaallijnen van twee hoofdpersonages lopen door elkaar. Tijdens het schrijven merkte ik dat ik niet wist hoe ik het ene verhaal zou vertellen zonder al te veel te verklappen over het tweede deel. Toen dacht ik: het worden vijf boeken - maar al werkende aan het plot vond ik vijf te veel. Het werden er vier. Vier boeken over vier karakters.”
Het klinkt als een proces van voortschrijdend inzicht.
“Dat was het ook, want ik had nog nooit een serie geschreven! En er is geen handleiding voor. Je moet het zelf uitzoeken en maar hopen dat het wat wordt, haha. Als je een los boek schrijft, kun je na de eerste versie nog een beetje schrappen, herschrijven, nog een keer kijken. Met een serie kan dat niet, want als deel 1 uit is, kun je niet meer terug.”
Is het je uiteindelijk meegevallen?
“Ik dacht eerst: ik lijk wel gek dat ik dit doe, maar ik vond het geweldig. Het hele proces. Ik ben niet zo’n schrijver die heel ver vooruit kijkt. Ik denk hoogstens drie hoofdstukken verder. Dus voor mij was het heel leerzaam om een plot over meerdere delen uit te smeren. En ja, ik heb momenten gehad waarop ik dacht: waarom doe ik dit? Maar het is zo bevredigend als je merkt dat alles samenvalt, dat het werkt. Het was moeilijk, maar ik ben heel blij dat ik het gedaan heb.”
De Wilde eiland-serie speelt zich af op het verlaten eiland St. Kilda. Hoe kwam je daar zo bij?
“St Kilda is niet zomaar een eiland. Het is extreem afgelegen - het ligt 100 kilometer van de Schotse kust -, de kliffen zijn supersteil, er groeit bijna niks en het klimaat is ruw. Tot het eiland in augustus 1930 werd geëvacueerd, woonden er 36 mensen. 36 zielen die elke dag door moesten komen in barre en gevaarlijke omstandigheden - maar ook ‘gewoon’ te maken hadden met liefde, ruzie, slechte huwelijken en affaires. Als je ergens bent waar je elke dag moet overleven, wordt je leven heel intens. Daar was ik echt door gefascineerd.”
Hoe zijn de delen van de serie opgebouwd?
“In elk deel staat een vrouw centraal, die vanuit haar perspectief kijkt naar het mysterie dat hen allevier verbindt. Het is een beetje zoals in de boeken van Agathie Christie: iedereen heeft een motief en een reden. Je bouwt het verhaal over hetzelfde mysterie via vier vrouwen op.”
Dus nu… weer een serie? Of doe je het nu even rustig aan?
“Ik blijf wel kerstboeken schrijven, daar worden lezers heel blij van. Dat zijn losse boeken, waarvoor je een hele nieuwe wereld bedenkt. Het voordeel van een serie is dat ik de research voor alle delen in één keer gedaan heb. Dat kostte me vier of vijf maanden, maar nu ken ik de wereld en de karakters, dus ik hoef er niet bij elk deel voor terug.”
Alle tijd dus om zelf te lezen..? Wat lees je graag?
“Ik heb een brede smaak als het om boeken gaat. Ik was een tijdje echt geobsedeerd door de Napolitaanse romans van Elena Ferrante. In de boeken worden twee vrouwen gevolgd in hun leven in het Napels van 1950. Ik houd van de sfeer uit die tijd, en ik houd van de ingewikkelde, imperfecte, competitieve en egocentrische vrouwen: de niet-perfecte moeder, de niet-beste vriendin. Heerlijk. Wat ik niet lees, zijn thrillers - omdat ik gewoon gelijk wil weten wie het gedaan heeft, en waarom. Ik word er ongeduldig van.”